Zomer
Zomer. Ik word er altijd weemoedig van. Nooit mis ik mijn doden meer dan op dat moment. De terrassen zitten vol met mensen. Mensen die, over het algemeen, vrolijker zijn dan in de winter. Mensen die lachen, samen zijn, verhalen delen en de zon op hun huid voelen branden. Mensen die leven.
De vreugde die de zomer omringt confronteert op de een of andere manier nog meer met het verdriet en het gemis van degenen die niet meer onder ons zijn. Zij kunnen niet meer op een terras zitten. Niet meer lachen en genieten, mopperen over de hitte (want zomer is leuk, maar er zijn wel grenzen…), of zwemmen in een van de talloze meren die Nederland rijk is.
Mijn broertje hield niet van de hitte, hij verbrandde genadeloos snel in de zon. Mijn moeder was ook meer een wintermens, al kon ze, in de schaduw, enorm genieten van een terras. Ik ben een zomermens pur sang. Wat mij betreft wordt de winter afgeschaft. Voor mij staat zomer gelijk aan levenslust, aan ‘er zijn’, aan vol in het leven staan. Waarschijnlijk voelt het gemis daarom dan ook groter. Het contrast tussen zomer en dood kon niet groter zijn. En ondanks dat ik weet dat mijn moeder en broertje minder enthousiast waren over de zomer dan ik, verandert dat niets aan dat weemoedige gevoel.
Overigens voel ik dit ook voor alle andere doden, mensen die ik niet zo goed of zelfs helemaal niet heb gekend, maar die er niet meer zijn. Mensen als de onlangs overleden filosoof René Gude. Hij omschreef het treffend door de naderende dood te omschrijven als ‘weggaan bij een feestje’. Jij gaat weg, de rest feest door. De zomer lijkt, meer dan andere seizoenen, het feestje bij uitstek te zijn.
Ik hoop dat er een hemel is. Een hemel met terrassen. Terrassen vol met mensen, al diegenen die ons ontvallen zijn. Lachend, genietend, ontspannen zitten ze daar. Ze drinken koffie, thee, fris en uiteraard af en toe ook een wijntje of een biertje. Zo’n heerlijk koud witbiertje met citroen, want ook het terras daarboven is warm van de zon, en vraagt om verkoelende drankjes. Af en toe kijken ze naar beneden. Daar zitten wij. Onwetend van dat grote terras daarboven. Hen missend, doorlevend, genietend van de zomer. Want genieten, dat doe ik wel. Mijn feestje wordt nog gevierd, hopelijk nog vele zomers lang. Vanavond ga ik denk ik maar een terrasje pakken. En dan proost ik op al onze doden daarboven op dat hemelse terras. En op ons feestje hier. Cheers mam. Cheers Donny. Cheers allemaal.
U kunt hieronder reageren op deze column. Uw reactie stellen wij zeer op prijs!