LIJKBEZORGINGWET IN TEKEN VAN NABESTAANDENZORG
De Tweede Kamer heeft inmiddels de nieuwe Wet op de lijkbezorging aanvaard. Hoewel de staatssecretaris de systematiek van de wet goed bewaakte, is zij daarin op één punt onvoldoende geslaagd. Volgens artikel 18 geschiedt de lijkbezorging volgens de wens of de vermoedelijke wens van de overledene. De nieuwe wet stelt vooral de nabestaandenzorg centraal.
Bij de totstandkoming van het lijkbezorgingsrecht zijn altijd uitgangspunten geformuleerd. In de eerste Begrafeniswet (1869) waren dat handhaving van de openbare orde en bescherming van de volksgezondheid. De doodschouw moest levend begraven worden voorkomen en er kwamen goed afgeschermde begraafplaatsen buiten de bebouwde kom.
Hoewel deze uitgangspunten het lijkbezorgingsrecht bleven beheersen kreeg de gedemocratiseerde overheid in de twintigste eeuw oog voor individuele vrijheden. Volgens de Wet op de lijkbezorging uit 1955 konden overledenen zich desgewenst laten cremeren. Om te beklemtonen dat iedereen vrij was in de wijze van lijkbezorging, werd in 1991 in de wet opgenomen dat de lijkbezorging geschiedt volgens de (vermoedelijke) wens van de overledene (artikel 18).
Bepalingen over de asbezorging in 1991 en 1998 kwamen echter vooral tegemoet aan de wensen van nabestaanden. Deze tendens is in de wetswijziging van 2008 nog meer zichtbaar.
DNA en doodschouw
De wet is nog steeds gebaseerd op dezelfde uitgangspunten: handhaving van de orde en bescherming van de volksgezondheid. Om vermiste personen op te sporen, wil de overheid via celmateriaal het DNA-profiel van onbekende overledenen bepalen. Bovendien wordt een niet geïndentifeerde dode begraven omdat zijn rustplaats zo tien jaar herkenbaar is.
Om kindermishandeling op te sporen is bij de doodschouw van jeugdigen besloten tot invoering van de NODO procedure: Nader Onderzoek DoodsOorzaak bij onverklaard overlijden van minderjarigen. Sterft iemand die nog geen achttien is, dan moet de behandelend arts overleggen met de gemeentelijke lijkschouwer voordat hij een verklaring van overlijden afgeeft. Zijn zij niet overtuigd van een natuurlijke dood, dan neemt de gemeentelijke lijkschouwer het onderzoek over. Concludeert deze dat er sprake is van een natuurlijke dood, dan schrijft hij een verklaring van overlijden. Anders geeft de gemeentelijke lijkschouwer het onderzoek in handen van de officier van justitie. Over het moment waarop de gemeentelijke lijkschouwer moest komen, was veel discussie. Het PvdA-Kamerlid Arib wilde dat hij kwam kijken bij alle 1.800 minderjarigen die jaarlijks overlijden. De meerderheid heeft gekozen voor de minder belastende procedure van telefonische consultatie door de behandelend arts.
Deze op oude uitgangspunten gebaseerde bepalingen hebben een eigentijds effect. Wordt een onbekende dode via zijn DNA-profiel geïdentificeerd, dan hebben familieleden zekerheid over diens overlijden en kunnen ze het graf bezoeken. Moet de officier van justitie zich in aansluiting op de NODO-procedure over de dood van een kind buigen, dan kan zijn onderzoek uitmonden in een strafzaak. Arib beargumenteerde de noodzaak van de maatregel vooral om broertjes en zusjes van het overleden kind tegen kindermishandeling te beschermen. Niet de belangen van de overledene maar van de nabestaanden staan centraal.
Termijnen en balsemen
Nabestaanden krijgen niet altijd hun zin. Een uitvaart mag pas 36 uur na het overlijden plaats hebben. Deze bepaling is ooit ingevoerd om gevallen van schijndood te ontdekken. Sinds de invoering van de doodschouw had deze termijn geen betekenis. Hoewel een officier van justitie bij een vermoeden van een niet natuurlijke dood een uitvaart kan ophouden, houdt de wetgever vast aan de 36-uur norm om een misdrijf op te lossen. Moslims die hun overledenen binnen 24 uur willen begraven, moeten nog steeds dispensatie vragen. Aangezien steeds meer moslims voor een begrafenis in Nederland kiezen, zal het aantal aanvragen toenemen.
De wetgever verruimt wel de periode waarbinnen de lijkbezorging uiterlijk moet plaatshebben van vijf dagen naar zes werkdagen. Vanwege feestdagen en ver weg wonenden hebben deze nabestaanden juist meer tijd nodig om de uitvaart te regelen.
Thanatopraxie is een nieuwe techniek om het stoffelijk overschot langer goed te houden. Balseming was sinds 1955 bij wet verboden omdat het de lijkontbinding zou hinderen en zo een capaciteitsprobleem op begraafplaatsen zou creëren. Sinds de opmars van crematie is dat probleem verminderd. De wetgever staat nu toe dat een lichaam dankzij thanatopraxie uiterlijk tien dagen goed blijft. Het is de vraag of de verruiming van de termijn van lijkbezorging in alle gevallen samenvalt met de werking van thanatopraxie. Indien kerstmis na een weekeinde valt en iemand op vrijdagavond overlijdt, is de thanatopraxie-behandeling uitgewerkt als de uitvaart op de twaalfde dag na overlijden (= de zesde werkdag) plaats heeft.
Volgens artikel 18 kan een overledene in een wilsbeschikking voor thanatopraxie kiezen of deze behandeling weigeren. Aangezien thanatopraxie in het belang van de nabestaanden is, heeft de wetgever niet voor een expliciete wilsuiting gekozen. Invoering van thanatopraxie illustreert daarom de stelling dat vooral nabestaanden de gang van zaken bij de lijkbezorging bepalen. Overigens moet worden afgewacht hoe groot de vraag naar thanatopraxie is. Deze lijkbehandeling is op verzoek van de innoverende uitvaartbranche in de wet opgenomen. Aangezien de samenleving inmiddels vertrouwd is met chirurgische ingrepen om het lichaam mooier te maken, zal thanatopraxie vanuit die optiek weinig weerstand ondervinden. Nabestaanden kunnen afscheid nemen van hun door thanatopracteurs opgemaakte dierbare die op natuurlijke wijze lijkt te slapen.
Begraven en ruimen
Nieuwe bepalingen over begraven en ruimen zijn eveneens afgestemd op de wensen van nabestaanden. Hoewel behandelend artsen altijd een verklaring van overlijden mochten afgeven om vruchten van minder dan 24 weken oud die levenloos ter wereld waren gekomen of binnen 24 uur waren gestorven, te laten begraven of cremeren, is deze afgifte nu voor de duidelijkheid van houders van begraafplaaatsen en crematoria in de wet opgenomen. Ouders zijn zo verzekerd van een laatste rustplaats voor hun kind.
Dankzij een amendement van het Kamerlid Anker kan een begraafplaatsbeheerder voortaan ook particuliere graven voor ten minste tien jaar uitgeven. Jonge ouders waarvan een kind overlijdt, zijn vanwege de hoge kosten niet meer aangewezen op een algemeen graf, maar kunnen hun kind begraven in een betaalbaar particulier graf waarvan de rechten verlengbaar zijn.
Als tegenhanger van de nieuwe term particulier graf is het begrip algemeen graf eindelijk in de wet opgenomen. Bovendien moeten beheerders de belanghebbende van een algemeen graf voortaan schriftelijk van de ruiming verwittigen. Zo worden deze nabestaanden niet plotseling met een ruiming geconfronteerd.
De wijze van ruimen kan eveneens veranderen. Tot nu toe werd het gebruik van machines en het verzamelen van overblijfselen van lijken in een knekelput ethisch verantwoord gevonden. Onder het toeziend oog van Hans Holdorp van het Comité van Waakzaamheid die op de publieke tribune aanwezig was, hebben alle kamerfracties het amendement-Van Raak/Knops voor een ethischer ruiming gesteund. Volgens het convenant dat het Comité met de gemeente Apeldoorn sloot, worden graven handmatig geruimd, waarna de botten in een doos of hoes gedaan worden en een plek krijgen in een gemarkeerd verzamelgraf. Gemeenten krijgen een jaar de tijd om hierover afspraken te maken. Mocht dit overleg niet het gewenste resultaat hebben, dan kan de minister ethischer ruimen via een Algemene Maatregel van Bestuur voorschrijven.
Het is de vraag of ethischer ruimen in de samenleving leeft. In vergelijking met thanatopraxie is deze maatregel niet geïntroduceerd door de uitvaartbranche maar, evenals eertijds de wens om te mogen kiezen voor crematie, door burgers die een grotere band met de overblijfselen van lijken blijken te krijgen.
Veranderend inzicht
De nieuwe wet kent verschillende accenten. Niet cremeren maar begraven krijgt nu veel aandacht. Verschillende artikelen zijn aan kinderen gewijd. De wetgever ondersteept de belangrijke taak van de uitvaartondernemer bij de voorlichting aan nabestaanden over thanatopraxie en de verschillende soorten graven. Het is de vraag hoe nabestaanden zullen reageren op verniewingen als de NODO-procedure, thanatopraxie en ethischer ruimen. Hierover is zoveel discussie geweest dat wijziging van deze procedures in de toekomst niet ondenkbaar is. Het meest opvallend is wel dat de nieuwe wet niet op de stervende maar op de nabestaanden is toegesneden. Wellicht wordt artikel 18 grotendeels een dode letter en is deze bepaling als eerste toe aan vervanging.
Wim Cappers
Bron: Het Uitvaartwezen, (2008-10)
Copyright: Wim Cappers