Bestaat een milieuvriendelijke uitvaart?
Je kunt een hoop doen om het milieu te ontlasten. Ook op uitvaartgebied. Maar een écht schone manier van lijkbezorging bestaat nog niet. ‘De mens zelf is het probleem. We zijn een wandelend vuilnisvat,’ zegt hoogleraar Milieukunde Lucas Reijnders. Yarden Magazine sprak met hem over het begrip ‘natuurlijke uitvaart’.
Het eerste dat opvalt in zijn Amsterdamse werkkamer zijn de stapels papier die overal ‘rondslingeren`. Een bezoekje aan de papierbak zou geen slecht idee zijn. Maar Lucas Reijnders (1946) kan niet weggooien, zegt hij zelf. Naast hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam is hij beleidsmedewerker bij de Stichting Natuur en Milieu. Zijn werk brengt hem op vele plekken in binnen- en buitenland waar hij onder andere advies geeft op milieugebied.
Verwarring
In de jaren zeventig en tachtig was Reijnders een bekend gezicht in de media. Als er een milieukwestie was, werd hij al snel gevraagd om uitleg te geven. Dat hij nu minder op de voorgrond staat is volgens hem een teken van de tijd. ‘Mensen vinden milieu nu minder belangrijk. Natuur daarentegen staat weer meer in de belangstelling. In de jaren tachtig was het precies andersom.’
Vanzelfsprekend zijn natuur en milieu onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar wie met de natuur bezig is, is niet per definitie milieuvriendelijk. ‘Ecologisch’ is ook zo’n term die voor verwarring kan zorgen, aldus Reijnders. ‘Oorspronkelijk beschrijft het woord een vak, de ecologie, dat de samenhang tussen de natuurlijke soorten bekijkt. Tegenwoordig wordt het gebruikt om aan te geven dat iets milieuvriendelijk is.’
Milieuvriendelijke uitvaart?
Een ecologische uitvaart zou dus ook een ‘milieuvriendelijke uitvaart’ genoemd kunnen worden. Reijnders blijkt daar genuanceerd over te denken. ‘Als je naar de totale milieuproblemen kijkt, dan speelt de milieubelasting die de traditionele lijkbezorging met zich meebrengt geen erg grote rol. Dat voorop gesteld. In die zin lig ik er dan ook niet wakker van. Maar er zitten wel degelijk milieunadelen aan begraven en cremeren. Ook, zij het in mindere mate, aan een ecologische uitvaart.’
Feitelijk komt het er volgens Reijnders op neer dat de mens zelf een ophoping van slechte stoffen is. ’Begraven en verbranden betekent nu iets anders dan een paar duizend jaar geleden. Overledenen bevatten allerlei kunstmatige “onderdelen” die mee de grond of de oven in gaan, zoals amalgamen in tanden en protheses. Ook verzamelen we in de loop van ons leven aanzienlijke hoeveelheden stoffen die ons lichaam zelf aanmaakt. Cadmium bijvoorbeeld. Aan het eind van ons leven bevatten de nieren er grote hoeveelheden van en dat gaat mee de kist of de oven in. Uit onderzoek is gebleken dat er zes tot acht keer meer cadmium in de bodem zit dan een paar duizend jaar geleden. Dat komt door het gebruik van kunstmest, de zinkfabrieken, maar ook door het begraven van mensen. Hoe meer mensen, hoe meer overledenen, hoe meer cadmium. Deze stof gaat nu echt voor problemen zorgen.’
En dan is cadmium nog maar één van die schadelijke stoffen. ’Lood wordt verzameld in de botten en in het vet hopen we kwikverbindingen op. Dus ook dat vind je terug in de bodem. En dan zijn er nog dioxines en organobroomverbindingen (brandvertragers) en in mijn lichaam zul je bijvoorbeeld ook nog DDT vinden, ook al gebruiken we dat al jaren niet meer. Al die stoffen worden mee begraven of gecremeerd. Cadmium, lood en kwik blijven wat ze zijn: cadmium, lood en kwik.’
‘Als die stoffen op de begraafplaats bleven, zou het te overzien zijn. Maar zo is het niet. Dieren nemen het ook in zich op. Wormen eten grond, muizen eten weer wormen en die worden gegeten door uilen. Uilen kunnen daardoor nierschade oplopen. Bovendien verplaatsen dieren zich, en bladeren worden misschien niet altijd op de begraafplaats zelf weggewerkt. Natuurlijk, het is allemaal niet verschrikkelijk spectaculair, zeker op het totaal niet, maar het telt wel.’
Stapje in de goede richting
De natuurbegraafplaats groeit in populariteit. Vooral de afwezigheid van omheiningen en het gebruik van gedenktekens uit natuurlijke materialen, lijkt veel mensen aan te spreken. Puur vanuit milieu-oogpunt is de keuze voor een natuurbegraafplaats misschien minder logisch. Reijnders: ’Laat ik het zo zeggen, als de mens onder de Warenwet zou vallen, zou er geen mens gegeten mogen worden. Zo vervuild zijn we. Op een aantal punten wordt het minder, DDT, dioxines en lood, doordat de toevoer minder is, maar dat gaat heel langzaam. Ik ben dan ook niet zo gecharmeerd van natuurbegraafplaatsen. Het idee van in de natuur begraven willen worden vind ik nogal vreemd, want de mens is nu eenmaal behoorlijk anders dan een paar duizend jaar geleden.’
Yarden onderzoekt momenteel de mogelijkheid van een nieuwe manier van lijkbezorging, de lyofilisatie, ook wel de ecologische uitvaart genoemd. Het wordt algemeen gezien als een milieuvriendelijk alternatief voor begraven en cremeren. Hoe denkt Reijnders hierover? ’Ik ga af op wat ik erover heb gelezen. En dan blijkt dat kwik en resten van chirurgische metalen worden verwijderd, maar met cadmium en lood gebeurt dat niet. En er wordt veel energie gebruikt bij het proces. Dus als ik eerlijk ben: als het om milieuvriendelijkheid gaat, zie ik het slechts als een kleine stap voorwaarts.’
Biobak
Reijnders zou zelf niet voor een ecologische uitvaart kiezen: ’Begraaf mij maar gewoon. Ik vind de huidige begraafplaatsen helemaal niet zo slecht.’
En nee, hij heeft niets geregeld. ‘Ik heb geen uitvaartverzekering, ik heb zóveel geld,’ zegt hij lachend.
Waar hij begraven wordt, maakt hem ook niet uit. ‘Waar er toevallig ruimte is.’ Dat hoeft ook niet bij zijn vrouw te zijn, die in 1993 is overleden. ‘Dat vind ik niet belangrijk. Ik heb namelijk niet het idee dat er leven is na de dood. Het is mooi als je kunt geloven, maar ik kan dat niet. Er zijn zoveel verklaringen die beter zijn dan het bestaan van een hemel. Ik heb ook liever geen grote toestand bij mijn uitvaart. Hoe kaler, hoe beter. Ik heb een mooi leven gehad. Het is goed dat het ophoudt met de dood, zo blijven de cycli doordraaien. Als het aan mij ligt, ik zou de biobak ook prima vinden.’